Staatssecretaris Menno Snel heeft het besluit van 6 december 2014 over administratieve, facturerings- en andere verplichtingen voor de btw geactualiseerd. De wijzigingen gelden met terugwerkende kracht vanaf 20 oktober 2017. In totaal gaat het om vier wijzigingen binnen deze zakelijke belastingaangifte.

Wijzigingen in het besluit verplichtingen binnen de omzetbelasting 

In het geactualiseerde besluit staan onder andere de volgende wijzigingen:

  • Ondernemers kunnen samen afspreken dat één van hen hun afzonderlijke prestaties op één bewijsstuk (bijvoorbeeld een factuur of kwitantie) in rekening brengt. Maar dat bewijsstuk geldt alleen als een factuur als daarop alle gegevens staan die anders op de aparte facturen zouden moeten worden vermeld. De ondernemers die op het bewijsstuk worden genoemd, blijven wel zelfstandig verantwoordelijk voor hun eigen btw-verplichtingen.
  • Voor het vervoer van personen met het openbaar vervoer of een taxi geldt het vervoerbewijs als een factuur. De transactieoverzichten van reizen met een OV-chipkaart of vergelijkbare kaarten waarmee op saldo gereisd kan worden, ziet de Belastingdienst als vervoerbewijs. Op een transactieoverzicht dient tenminste te worden vermeld:
    • de datum van uitreiking;
    • de identiteit van de presterende ondernemer;
    • de datum waarop de vervoersdiensten zijn verricht;
    • het afgelegde traject; en
    • het te betalen btw-bedrag of de gegevens aan de hand waarvan het btw-bedrag kan worden berekend. Dit kan bijvoorbeeld door vermelding van de totaalprijs inclusief 6% btw.
  • De Belastingdienst mag het recht op aftrek van voorbelasting niet weigeren alleen omdat een factuur niet aan alle formele eisen voldoet. Dat blijkt uit Europese jurisprudentie.
  • Het geactualiseerde besluit legt uit wanneer een boedelbijdrage belast is met btw, en wanneer niet.

De vergoeding is steeds onbelast als de gefailleerde geen ondernemer is voor de btw.

(bron: staatscourant)